Reinaldstraat 1950, zicht op Grand hotel Franssen en de nog niet doorgebroken Oostergats
Limburgsch dagblad 8 mei 1962:
Duitsers lieten kaarten Siegfriedlinie liggen
Pionier der Valkenburgse hotellerie is 75 jaar
Familiepension uitgebouwd tot grand hotel Franssen
Sedert zesenvijftig jaar, vanaf 1906, is de heer A. H. Franssen, de eigenaar van grand hotel Franssen aan de Reinaldstraat te Valkenburg, die vrijdag 11 mei a.s. vijfenzeventig jaar wordt, in het hotelbedrijf werkzaam. Hij is een der oudste hotelhouders van ons land en tegelijkertijd een der vitaalste — een man, die men op geen stukken na zijn leeftijd geeft. Hij is, zo gezegd, de laatste der Mohikanen uit de Valkenburgse hotellerie. Hij heeft de gehele ontwikkeling van Valkenburg van een dorpsstadje met enkele huiselijke familiepensions, die in de zomer gedurende zeven tot acht weken door een vaste kring vakantiegangers werden bezocht, tot een der belangrijkste toeristencentra van West-Europa met vele tientallen hotels en pensions van het prille begin af meegemaakt. Hij kent als geen ander de boeiende geschiedenis van de ontwikkeling van het toerisme in Zuid-Limburg.
„Show me!” beval Amerikaan
Zijn vader, de heer J. Franssen, had aan de St. Pieterstraat, vlak bij de kruising met de Reinaldstraat, een klein familiepension, Dat werd het begin van het tegenwoordige grand hotel. Op de plaats waar nu het hotel staat, lag vroeger eer. villa met een grote tuin, die villa Holvoet werd genoemd, naar de Maastrichtse familie welke er woonde. In 1906 kocht de heer J Franssen deze villa en voegde haar bij zijn pension aan de Pieterstraat. Tussen de villa en het pension lag destijds nog hotel Wilhelmina, dat in 1911 werd aangekocht. Daardoor werd een aaneengesloten geheel verkregen en ontstond de mogelijkheid, om op deze plaats een groot modern hotel te bouwen. Dat is geleidelijk geschied, met als hoogtepunt de bouw van 1925, toen het hotel zijn tegenwoordige gedaante kreeg. Daarbij is later nog de riante tuin gekomen, die aansluit bij de terrassen van het hotel en waar men in de zomer paradijselijk zit.
De gave gulden
In de ruim een halve eeuw, dat de heer A. H. Franssen het hotel leidt, heeft de Valkenburgse hotellerie een volkomen gedaanteverandering ondergaan. De familiepensions uit het begin van deze eeuw hadden geen waterleiding, geen gas en geen elektrisch licht. Op de slaapkamers, die een houten vloer met een bescheiden kleedje hadden, stond nog een wastafel met een wasfkom en een lampetkan. En elke kamer had haar eigen kandelaar met kaars. Als de vakantieganger uit die dagen naar bed ging, was de gangbare zegswijze: „Geef mij mijn kaarsje maar!” En nadat de pension-houder-hotellier de kaars hulpvaardig voor hem had aangestoken, klom de gast welgemoed de trap zonder loper op en verdween met zijn flikkerend vlammetje boven in de donkere smalle gangen. Men kende alleen de table d’hote, waarbij allen gezamenlijk aan een en dezelfde tafel aten en de hotelhouder als een goedmoedige „familievader” aan het hoofd van de dis zat, om iedere nieuwe gast met een kort woord aan de anderen voor te stellen. Het was de tijd van de gave gulden! De pensionprijs bedroeg het kapitale bedrag van ƒ 2.25 In 1914. toen de eerste wereldoorlog uitbrak en alles duurder werd. werd die prijs verhoogd tot ƒ 2.50. De gasten protesteerden nadrukkelijk. Zij vonden deze duurtetoeslag te prijzig. Het was de tijd van de gezamelijke wandelingen, waarbij de hotelhouder met zijn gaste nom beurten de verschillende mooie plekjes in de onmiddellijke omgeving van Valkenburg bezocht en daarbij als „reisleider”, gids en verteller optrad. Het was de tijd, toen elk hotel in Valkenburg dat meetelde ook zijn eigen autobus en particuliere auto had, om met de gasten tochtjes te maken. De heer Franssen was een de eerste die zo’n primitieve touringcar bezat. Het werd toen als een wonder van techniek beschouwd; het zou nu als museumstuk een kapitaal opbrengen. Vijftig jaar geleden werkte hotel Franssen met vier mam personeel. Nu zijn het er dertig. De inrichting van het tegenwoordige grand hotel, dat een geheel eigen sfeer bezit en daardoor gasten trekt die er telkens weer terugkomen, is uiterst modern geworden. Het biedt met zijn zeventig kamers alle gemakken van een hotel van standing en de namen der illustere logeergasten, die er de laatste tientallen jaren hebben vertoefd, vormen een lange rij.
Blauwdrukken
De moeilijkste tijd, die de heer A. Franssen als hotelhouder heeft gekend, was de tweede wereldoorlog, toen de Duitse bezetter het hotel vorderde en de eigenaar er zelfs enige tijd niet mocht komen. In zijn hotel werd in de eerste tijd van de bezetting de Nederlandse Unie opgericht, waarvan een der drie leiders de tegenwoordige minister-president prof. de Quay was. De heer Franssen, die tijdens de oorlog ook in de verzetsbeweging een rol heeft gespeeld, lag voortdurend met de Duitsers overhoop, maar zij respecteerden zijn onbewimpelde openhartigheid. Zijn hotel werd eerst een Mutterheim en daarna het hoofdkwartier van een divisiestaf. De generaal, die het bevel over de divisie voerde, heette Junklaus; een correct en gemoedelijk militair.
Door het snelle oprukken van de geallieerden na de doorbraak in Normandië moest de staf hals over kop het hotel verlaten. In de verwarring van het vertrek werd een stapel blauwdrukken vergeten. De heer Franssen, die terwijl de Duitsers door de voordeur vertrokken door de achterdeur naar binnen kwam en zijn hotel weer in bezit nam, vond de blauwdrukken en hoewel hij de betekenis ervan als niet-deskundige maar half begreep, besefte hij dat ze belangrijk waren, want er stond „strikt geheim” op. Hij verborg ze in de ketel van de centrale verwarming, die niet brandde. De Duitsers zijn nog terug gekomen om in paniek naar de blauwdrukken te zoeken, maar ze vonden zie niet en zij wisten niet of zij ze in het hotel of ergens anders waren kwijt geraakt. Later, nadat de Amerikanen Valkenburg hadden bevrijd, bleek dat de blauwdrukken een nauwkeurig beeld gaven van de versterkingen in de Siegfriedlinie, van Aken tot ver naar het Zuiden langs de Belgische grens.
„Hands up!”
De Duitsers hebben in het najaar van 1944 zich in Valkenburg gedurende enige dagen tegen de opdringende Amerikanen krachtig verdedigd. Er werd door beide partijen, met zware artillerie geschoten; en er hadden in het Geuldal tankgevechten plaats, Vrijwel de gehele Valkenburgse bevolking was in de grotten, die rond het stadje liggen gevlucht. Ook hotel Franssen was verlaten. De enige, die er gebleven was, was de heer Franssen zelf. Hij wilde niet vluchten — zijn levenswerk liep gevaar. Hij had boven in de toren van het hotel een uitkijkpost, van waar hij onopgemerkt de gehele omgeving kon overzien.
„Op de dag dat de Amerikanen Valkenburg binnendrongen”, vertelde hij mij, patrouilleerden de Duitsers nog aan de voorkant van het hotel in de Reinaldstraat en bij de toegang tot de Oosterweg stond een zware mitrailleur opgesteld. Vlak voordat het donker werd, zag ik van uit mijn uitkijkpost aan de achterkant van het hotel de tuinmuur afbrokkelen. Er ontstond een gat en waardoor kwamen een viertal gedaanten gekropen. Ik rende naar beneden. In de keuken stond ik plotseling tegenover een Amerikaan, die zijn stengun op mij richtte en het bevel “hands up”! gaf. Gelukkig was er bij het viertal één, die vloeiend Frans sprak, zodat ik duidelijk kon maken wie ik was. Ik vertelde de Amerikanen, dat de Duitsers nog aan de voorkant in stelling lagen. „Show me!”, werd mij gezegd. Een der Yankees trok over zijn uniform een regenjas van mij aan en met z’n tweeën zijn, we toen in de hal gaan kijken, waar we door de glazen deur de Duitsers konden zien. Deze eerste patrouille heeft zich daarna in de kelders van het hotel verborgen. In de loop van de nacht kwamen steeds meer Amerikanen aan de achterkant het hotel binnen. Toen het om zes uur licht werd, waren er wel een tachtig. Zij hebben de Duitsers, die geen notie van hun aanwezigheid hadden, volkomen overrompeld en snel buiten gevecht gesteld”.
En zo vertelt de heer Franssen de ene belevenis na de andere uit een leven, dat een mozaïek van herinneringen is. De wereld van nu lijkt volstrekt niet meer op de wereld uit zijn jeugd, maar hij voelt zich in deze dynamische tijd even plezierig thuis als in het arcadisch verleden van omstreeks de eeuwwisseling. En Valkenburg is Valkenburg gebleven. Valkenburg, het stadje van zijn hart, waar hij een mensenleven lang niet alleen als hotelhouder maar ook in het verenigings- en organisatieleven en in die vlotte strijdbare plaatselijke politiek (drie periodes wethouder en nu veertig jaar raadslid) zon belangrijke rol heeft gespeeld en nog speelt. Zijn vijfenzeventigste verjaardag wordt stellig een Valkenburg, feest! (De heer A. Franssen werd op vrijdag 11 Mei 1962 vijfenzeventig jaar)
Door de bouw van een supermarkt in 1982 verdween Hotel Franssen, met de tuin, uit 1900. In … werd winkelcentrum De Kei gebouwd. Bij de aanleg van de parkeerkelder werden de fundamenten van een 12e eeuwse boerderij aangetroffen
Mooi verhaal. Ik herinner me het hotel nog. In de zomervakantie van 1982 heb ik als jong ventje nog staan kijken tijdens de afbraak. Ik herinner me dat het sloopbedrijf uit Amby Amerikaanse Mack DM vrachtwagens gebruikte om het puin af te voeren. Dat was heel bijzonder. Vooral ook omdat ze achter 3 assen hadden. Iets dat ik nog nooit eerder gezien had. Het laatste stukje heb ik helaas gemist omdat de school inmiddels weer begonnen was. Ik weet wel nog dat ik vanuit de trein toen ik uit school kwam de mast van een grote kraan zag staan. Maar ik ben niet meer gaan kijken . Moe van school. Daar baalde ik van toen ik deochtend erna de foto’s in de krant zag staan. Een grote kraan met zo’n zware kogel er aan die van uit Rotterdam was gebracht om het laatste stuk te slopen. Dat had ik graag nog willen zien. Bij de Albert Heijn die op de plek van hotel Franssen kwam heb ik een paar jaar later nog gewrkt.